Rustig kijk de vrouw door haar net gewassen ramen naar buiten, zoals zij nu staat kan ze ver over de uitgestrekte weilanden kijken. Het huis is groot en heel erg stil, al vele jaren is ze alleen. Jaren geleden toen ze nog een partner had was het huis levendig tot haar partner besloot om er met een jonge vrouw vandoor te gaan. Ze had lang veel verdriet gehad, nu voelde ze geen verdriet meer alleen nog maar de eenzaamheid. Vrienden die er toen waren zijn ook langzaam verdwenen, sommige zijn lang blijven komen maar ook de laatste is nu alweer een jaar geleden voor de laatste maal geweest. Zij is nu achter in de zestig, ze zorgt goed voor zichzelf. Haar conditie is heel goed op peil, ze ziet er nog erg goed uit. Meestal draagt ze vlotte kleding en de haren houdt ze meestal met een kleurtje. De buren ziet ze ook niet zoveel, als ze elkaar nodig hebben dan staan ze er voor elkaar. In de zomer is het contact gemakkelijker omdat je dan allemaal meer buiten bent, in de herfst en winter is de stilte in haar woning en in haar hoofd erg veel. Nadat haar partner weg ging heeft ze nooit meer een man vertrouwd, nu heeft ze er spijt van. De afgelopen jaren zijn er een aantal mannen geweest die veel moeite voor haar hebben gedaan, er is geen man die ze dichtbij heeft laten komen. Haar blik dwaalt over de weilanden, er staat een zonnetje wat zijn stralen over het land heen straalt. Verderop grazen de koeien, in een andere wei lopen een aantal paarden. De weg die tussen haar woning en de weilanden in ligt, glimt van de morgendouw. Haar gedachten dwalen weer ver terug, de laatste tijd heeft ze dat vaker. Ineens gaan haar gedachte een eigen leven leiden en gaan terug naar de tijd dat alles nog mooi en gelukkig was. Ineens wordt ze uit haar gedachte getrokken door het geluid van de bel. Langzaam loopt ze naar de deur, als ze die opent staat er een man op de stoep met een heel vriendelijke glimlach.